• " En Jezus zeide tot hen:
    Volgt Mij na, en Ik zal
    maken, dat gij vissers
    der mensen zult worden. "
    Markus 1 vers 17
  • " Onderzoekt de Schriften;
    want gij meent in dezelve
    het eeuwige leven te
    hebben; en die zijn het,
    die van Mij getuigen. "
    Johannes 5 vers 39
  • " Uw woord is een lamp
    mijn voet, en een licht
    voor mijn pad. "
    Psalm 119 vers 105

Meer over Studenten

Vaccinatie en voorzienigheid

Ziektepreventie is van alle eeuwen. In de Bijbel wordt melding gemaakt van afstands- en quarantaineregels voor melaatsen hoewel niet duidelijk is in hoeverre deze ziekte echt besmettelijk was. Ten tijde van de grote pestepidemieën die in de 14e eeuw door Europa raasden, werden allerlei preventieve maatregelen ingezet, van een ‘cordon sanitaire’ tot het uitroken van huizen van overledenen. Echter, zelden heeft een preventieve maatregel zoveel stof doen opwaaien als vaccinatie.

Sinds de introductie van variolatie en vaccinatie in de achttiende en negentiende eeuw, zijn gereformeerden in Nederland verdeeld over de vraag of dit een verantwoord middel is. Sommigen zien vaccinatie als strijdig met het geloof in Gods voorzienigheid. Immers, ziekte en gezondheid komen ons toe uit Zijn Vaderlijke hand. Het is niet aan de mens om daar preventief op te willen ingrijpen door gebruik te maken van een middel zoals vaccinatie. Anderen trekken precies de tegenovergestelde conclusie. In hun ogen is vaccinatie een genadige zegen van God waar we in afhankelijkheid, dankbaar gebruik van mogen maken. Met een beroep op dezelfde Bijbel, met dezelfde traditie als dragende ondergrond, komt men tot fundamenteel andere keuzes ten aanzien van vaccinatie. Nieuwsgierig naar welke verklaringen hiervoor zijn, besloot ik de religieuze bezwaren tegen vaccinatie tot het onderwerp voor mijn masterscriptie te maken. Aan de hand van de volgende onderzoeksvraag ben ik op zoek gegaan naar antwoorden:
Welke religieuze bezwaren worden er door bevindelijk gereformeerden gehanteerd ten aanzien van vaccineren en hoe verhouden deze bezwaren zich tot het bredere kader van de relatie tussen het nemen van voorzorgsmaatregelen en Gods voorzienigheid binnen de gereformeerde theologie en ethiek?

EEN KORTE GESCHIEDENIS VAN DE POKKENBESTRIJDING IN NEDERLAND
Om goed te begrijpen hoe de bezwaren tegen vaccinatie zijn ontstaan, is de geschiedenis van de pokkenbestrijding in Nederland belangrijk. De pokken (variola major) was een gevreesde infectieziekte die sinds de Middeleeuwen in geheel Europa bekendstond als een endemische volksziekte. Hoewel verschillend per epidemie, was de letaliteit van dit virus tussen de 10 en 30 procent. Vooral kinderen, ouderen en zwangere vrouwen waren kwetsbaar. Zij die een infectie overleefden, hadden veelal te kampen met allerlei nare complicaties door secundaire bacteriële infecties. Ook blindheid, longaandoeningen, gewrichtsontstekingen en miskramen stonden bekend als verschijnselen die zich naderhand voordeden.
Het is niet verwonderlijk dat dit aanleiding is tot een zoektocht naar mogelijkheden tot bescherming tegen het pokkenvirus. De eerste doorbraak is de introductie van de zogenoemde variolatie aan het begin van de 18e eeuw Deze methode is via de handelsroutes met Oost-Azië in het Ottomaanse Rijk bekend geworden en wordt vandaar meegenomen naar Engeland door Lady Mary Wortley Montagu. Door middel van kleine sneetjes in de (boven)arm, wordt smetstof van pokkenpatiënten ingebracht in de hoop dat deze een milde besmetting veroorzaken. 
Het mag duidelijk zijn dat het op deze manier opzettelijk besmetten met een levend virus niet zonder risico is. Toch blijken de voordelen van de kunstmatige pokken op te wegen tegen de natuurlijke pokken. Ongeveer één op de tweehonderd inentingen heeft een dodelijke afloop, terwijl aan de natuurlijke pokken minstens één op de tien overlijden. Aanvankelijk vindt de variolatie vooral ingang bij de Nederlandse aristocratie. Zo laten vooraanstaande Prinsgezinde families hun kinderen inenten. Vanwege de banden met het Engelse koningshuis Hannover wordt algemeen aangenomen dat alle leden van het Huis van Oranje zich al in een vroeg stadium laten varioleren. 

De risico’s van variolatie weerhouden de Bataafse overheid er niet van om in 1801 een grootscheepse inentingscampagne op te tuigen. Het centrale bestuur maakt het eenvoudiger voor de overheid om zich nadrukkelijker te bemoeien met de volksgezondheid. Immers, het behoud van het leven en de welstand van haar ingezetenen waren nu één van de belangrijkste taken van de nationale overheid geworden. Ook onder het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden wordt de brede inzet ter bestrijding van de pokken gehandhaafd. 
In 1798 maakt de Engelse arts Edward Jenner (1749- 1823) bekend een veiligere methode te hebben ontdekt. In plaats van gewone pokken maakt hij gebruik van koepokken (vaccinia) om een aantal proefpersonen in te enten. Deze onschuldige huidziekte komt veelvuldig voor onder melkmeisjes en boerenknechten in het graafschap Gloucestershire waar Jenner zijn praktijk heeft. Nader onderzoek wijst uit dat het doormaken van deze huidinfectie bescherming verleent tegen het pokkenvirus. Jenner doet diverse onderzoeken en toont aan dat de koepokken ook van arm-op-arm te transplanteren zijn met minimaal verlies van beschermende werking. Deze nieuwe methode, die al snel de naam vaccinatie kreeg, is aanmerkelijk veiliger dan de variolatie. Toch is risico niet geheel uit te sluiten, zeker omdat men nog weinig moeite doet om steriel te handelen. Daarbij blijkt dat een koepokkenvaccinatie geen levenslange bescherming biedt, hoewel Jenner en de rest van de medische wetenschap dit jarenlang blijven volhouden. Pas halverwege de 19e eeuw komt langzaam het inzicht op dat revaccinatie nodig is.
Vanwege de reële risico’s van variolatie, ontstaat er in de 18e eeuw al snel verzet tegen deze nieuwe techniek. In 1770 maakt de Bredase predikant Samuel Hoeufft in een vlugschrift duidelijk dat de ‘inenting der pokjes’ wat hem betreft een onbetamelijke en zondige ingreep is. Het is opvallend dat de predikant expliciet benoemt dat varioleren niet overeenkomt met het geloof in Gods voorzienigheid. Het is een ‘mistrouwen op God’, ‘ligtvaerdig vertrouwen’ op menselijke middelen en ingrijpen in het recht ‘het welk God alleen toekomt’. Hoewel er dus serieuze bezwaren waren tegen variolatie, is het opvallend dat de brede overheidscampagne voor vaccinatie,  die onder de regering van Lodewijk Napoleon (1806-1810) wordt opgezet, niet gelijk tot verzet leidt vanuit gereformeerde hoek. Vooraanstaande theologen zwijgen en ook de synode van de hervormde kerk bemoeit zich er niet mee. 

BEZWAREN TEGEN VACCINATIE
Pas rond 1820 komen bezwaren tegen vaccinatie naar voren. Abraham Capadose (1795-1874) is één van de eersten die zich nadrukkelijk uitspreekt tegen de vaccinatie. Deze tot het christendom bekeerde Jood, was zelf arts en had in die hoedanigheid ook zelf vaccinaties uitgevoerd. Na zijn bekering komt hij tot de overtuiging dat vaccinatie een ongeoorloofd middel is wat niet in overeenstemming is het met geloof in Gods voorzienigheid. Hij zet zijn bezwaren op papier en in 1823 verschijnt zijn Bestrijding der vaccine.
Zijn bezwaren spitsen zich toe op de medische risico’s van vaccinatie en de geest waarmee deze medische innovatie wordt geïntroduceerd. Geheel in lijn met het Réveil, ziet Capadose hierin een uiting van menselijke trotsheid en hoogmoed die hij kenmerkend vindt voor zijn tijd. Scherp veroordeeld hij de maakbaarheidsgedachte en het streven naar morele en fysieke zelfverbetering van de mens die hij in het pokkenvaccin ontwaart. 
Het theologische verzet van Capadose tegen vaccinatie komt voort uit een merkwaardige Malthusiaanse visie op Gods voorzienigheid. In Zijn eeuwige raad heeft God de geboorte-en sterftecijfers precies bepaald. Vaccinatie kan daarop geen enkele invloed uitoefenen. Met andere woorden, overlijdt iemand niet aan de pokken vanwege vaccinatie, dan zal hij wel aan de mazelen of roodvonk sterven. Elk middel dat de pretentie heeft om het sterftecijfer te verlagen bij voorbaat zinloos en ongeoorloofd. Vaccinatie ingesloten. Het vooruitlopen op Gods voorzienigheid heeft bij Capadose dus een strikt dogmatische lading die weinig te maken heeft met de belijdenis uit Zondag 10 van de Heidelbergse Catechismus.
Onder collega-artsen roept het medische verzet van Capadose veel reactie op. Volgens hen gebruikt hij onjuiste feiten en uit zijn verband gerukte citaten om zijn stellingen te staven. Ook zou hij een verbluffende onkunde vertonen ten aanzien van de relevante medische literatuur in zijn dagen. Blijkbaar had zijn afwijzing van vaccinatie op puur medische gronden een wankele basis. Daar komt nog bij dat er in die tijd nauwelijks begrip is van de werking van het immuunsysteem. De medische kritiek van Capadose is dus ingebed in bepaalde opvattingen over het ontstaan van ziekte die inmiddels bewezen feitelijk onjuist zijn. Dat maakt dat we dergelijke bezwaren niet een-op-een kunnen overzetten naar onze tijd.

AARD EN INHOUD VAN DE BEZWAREN: ‘EEN GEZOND MENS HEEFT DE MEDICIJNMEESTER NIET VAN NODE’
De diverse bezwaren tegen vaccinatie zijn te onderscheiden in vier verschillende motieven: medisch-ethisch, theologisch, spiritueel en cultuurkritisch. De eerste twee motieven treden in gesprekken over vaccinatie meestal het meest nadrukkelijk naar de voorgrond.  De twee overige motieven spelen veelal op de achtergrond een belangrijke rol.
Het medisch-ethisch motief stelt dat het niet geoorloofd is om een gezond mens op kunstmatige wijze ziek te maken. Al bij Capadose komt het beroep op Lukas 5:31 naar voren: ‘Zij die gezond zijn hebben de medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn’. Op grond van deze uitspraak van Christus, wordt vaccinatie als onnatuurlijk middel afgewezen. Immers, met vaccinatie gaan we moedwillig een klein risico aan, teneinde een groter risico te vermijden. Soms wordt dit uitgelegd als overtreding van het zesde gebod. In tegenstelling tot het onnatuurlijke middel van vaccinatie, heeft de HEERE ons voorzien van natuurlijke middelen zoals hygiënemaatregelen als handen wassen, bij hoesten of verkoudheid gebruik maken van papieren zakdoekjes, ontsmetting van voorwerpen zoals deurklinken, goede ventilatie, etc. Deze middelen zijn allemaal geoorloofd maar vanwege haar preventieve karakter is vaccinatie niet geoorloofd.
Het theologische motief vormt de kern van de religieuze bezwaren tegen vaccinatie. Waar bij het medisch-ethisch motief vaccinatie vanwege het preventieve karakter en mogelijke risico’s wordt afgewezen, trekt het theologische motief deze lijnen door naar het geloof in Gods voorzienigheid. De kern van dit bezwaar is dat vaccineren een ‘vooruitlopen’ op Gods voorzienigheid is. Het nemen van voorzorgsmaatregelen in het algemeen, zoals het dragen van een autogordel, wordt niet afgewezen. Maar het nemen van allerlei preventieve maatregelen om ons in te dekken tegen mogelijk toekomstig onheil wordt gezien als ‘vooruitlopen’ of ‘vooruitgrijpen’ op Gods voorzienigheid. We grijpen dan naar zaken die ons niet toekomen. Met andere woorden, het preventieve karakter van vaccinatie niet kan samengaan met de belijdenis van Gods voorzienigheid over alle domeinen van het leven.
Hiermee hangt samen dat vaccinatie wordt gezien als een voorzorgsmaatregel die voortkomt uit een verkeerde bezorgdheid. In plaats van ons te wapenen tegen direct gevaar, is er met vaccinatie sprake van het indekken tegen mogelijk toekomstig onheil. Het is dus niet alleen een vooruitgrijpen op Gods voorzienigheid maar is ook een uiting van een bezorgdheid die een oprechte christen niet past. Volgens de religieus bezwaarden staat vaccinatie de afhankelijkheid van God in de weg.
In het spiritueel motief schuilt een stuk verzet tegen de vertechnisering van de moderne gezondheidszorg. Een pragmatische benadering voert de boventoon, en ziekte wordt vooral gezien als een mechanisch probleem waar een goede oplossing voor moet worden gezocht in preventie en behandeling. Met de opkomst van bijvoorbeeld Evidence Based Medicine is er weinig aandacht meer voor de ‘zingevingsdimensie’ van ziek-zijn. Volgens de religieus bezwaarden is ziekte niet allereerst een technisch probleem. Het is primair een gevolg van de zonde en schuld van de mens. Ziekte ‘hoort’ er niet zomaar bij, maar is een straf op de zonde. Volgens de religieus bezwaarden worden dit soort noties met het gebruik van een voorzorgsmaatregel als vaccinatie naar de achtergrond verdreven.
Met het cultuurkritisch motief is de afwijzing van vaccinatie onderdeel van een breder tegengeluid tegen de voortgaande onderwerping van de natuurlijke orde door een toenemende vertechnisering van onze maatschappij die enkel nog gericht lijkt te zijn op de maximalisering van het eigen geluk, desnoods ten koste van anderen. Ook plaatst de zorg van Capadose, dat de geneeskunde haar grenzen overschrijdt als zij meer wil doen dan het herstellen van het verstoorde natuurlijke evenwicht, fundamentele vragen bij de relatie tussen wetenschap en ons lichaam. Naast de vraag of alles wat kan ook geoorloofd is, gaat het hierin om het principiële verschil tussen bouwen en bewaren. Op welk moment gaat genezen over in verbeteren? 

BEZWAREN IN DE 21E EEUW
In de afgelopen tweehonderd jaar hebben elk van de genoemde motieven een eigen rol gespeeld in het gesprek over vaccinatie. Waar rondom de pokkenvaccinatie het medisch-ethisch motief nadrukkelijk aanwezig was, speelde dit argument veel minder tijdens de polio-epidemieën die halverwege de 20e eeuw  het reformatorisch volksdeel troffen. Echter, de toegenomen mondigheid en toegang tot internet als bron voor allerlei soorten (mis)informatie, maken dat dit motief de afgelopen jaren weer een grotere plaats inneemt. Vragen over de veiligheid en betrouwbaarheid van de vaccins tegen het coronavirus horen hier ook bij. Tegelijk zijn er ook andere motieven die in deze tijd weer duidelijk naar de voorgrond treden. De zin 'Alleen samen krijgen we corona onder controle' appelleert aan het spiritueel motief. Hoezo ‘alleen samen’? Corona is niet enkel een probleem maar allereerst een roepstem van de HEERE. 
Niet elk motief leidt op zichzelf tot een afwijzing van vaccinatie. Zo worden het spiritueel en cultuurkritisch motief breder gedragen, ook een reformatorische voorstander van vaccinatie zal zich erin herkennen. Voor de religieus bezwaarden vormen het medisch-ethisch en theologisch motief uiteindelijk de doorslag om vaccinatie af te wijzen. Dat maakt de vaccinatie discussie in zekere zin diffuus. Er is een gedeelde zorg waarbij de concrete uitwerking in de richting van vaccinatie, de wegen scheidt.

HOE VERDER?
Van de verschillende motieven achter de religieuze bezwaren is het theologische motief het meest kwetsbaar. Uit de argumentatie wordt niet duidelijk waarom vaccinatie precies een ongeoorloofd middel is. Enkel een beroep op het preventieve is niet afdoende daar er vele vergelijkbare preventieve maatregelen zijn die niet categorisch worden afgewezen. Er lijkt sprake te zijn van een cirkelredenering: Het is God verzoeken om ongeoorloofde voorzorgsmaatregelen te nemen zoals vaccinatie, en alle voorzorgsmaatregelen, waarmee we God verzoeken, zoals vaccinatie, zijn ongeoorloofd.
Ook wordt niet duidelijk gemaakt hoe we met een bepaald middel op Gods voorzienigheid kunnen vooruitlopen. Daarbij is het een serieuze theologische vraag of de mens überhaupt op de voorzienigheid van de HEERE kan vooruitlopen. Veronderstelt dat niet een al te moderne scheiding tussen God en mens waarbij verantwoordelijkheden worden verkaveld en Gods wil en de menselijke wil met elkaar kunnen concurreren? Kortom, enkel op basis van Gods voorzienigheid is vaccinatie als zodanig dus niet af te wijzen. Tegelijk betekent dat niet dat er geen bezwaar kan worden gemaakt tegen de wijze waarop overheid, medici en wetenschappers met vaccinatie omgaan.
Het is mogelijk dat het verzet tegen vaccinatie verworden is tot een soort cultureel erfgoed onder bepaalde delen van de reformatorische gezindte. Er lijkt nauwelijks sprake van een reflectie op de consequenties van de afwijzing van vaccinatie vanwege haar preventieve karakter. Om een voorbeeld te geven, hoe verhouden allerlei preventieve behandelingen en onderzoeken tegen bijvoorbeeld kanker zich tot de principiële afwijzing van vaccinatie als een ongeoorloofd vooruitlopen op Gods voorzienigheid? Binnen de gezondheidszorg wordt er steeds meer nadruk gelegd op de preventie van ziekte. Immers, voorkomen is beter dan genezen. Leefstijladviezen en campagnes vanuit de overheid, preventief gebruik van bepaalde medicatie zoals bloeddrukverlagers en voorspellend DNA-onderzoek, zijn slechts enkele voorbeelden hiervan. 
De coronacrisis daagt ons allemaal uit tot een voortdurende reflectie op ons (ethisch) handelen. Hoe komen wij tot een keuze? Zijn mijn motieven zuiver en welke gevolgen heeft dat voor de praktijk? Hoe geef je als christen het geloof handen en voeten in de dagelijkse modder van het leven waarin niet alles zo zwart-wit is en juist de nuance het verschil kan maken? Te midden van de snel toenemende medische mogelijkheden is een doorgaande bezinning op dergelijke vragen nodig. Zonder die bezinning is de categorische afwijzing van vaccinatie enkel vanwege haar preventie karakter weinig toekomstbestendig.

August Moens

Om verder te lezen:
Rutten, W.J.M.J. 'De vreselijkste aller harpijen': Pokkenepidemieën en pokkenbestrijding in Nederland in de achttiende en negentiende eeuw: een sociaal-historische en historisch-demografische studie. A.a.g. Bijdragen, 36. Wageningen: Afdeling Agrarische Geschiedenis, Landbouwuniversiteit, 1997.
Kagchelland, Arend., en Michiel Kagchelland. “Van Dompers en Verlichten: Een onderzoek naar de confrontatie tussen het vroege protestantse Re?veil en de Verlichting in Nederland (1815-1826).” Proefschrift, Eburon Academic, 2009.
Douma, J. en W.H. Velema, Polio: Afwachten of afweren? Serie ethisch kommentaar 5. Amsterdam: Bolland, 1979.
Douma, J., P.F. Maas en ds. A. Moerkerken. Polio: een gesprek hervat. Kampen: De Groot Goudriaan, 1994. 
Ruijs, Helma. “Acceptance of vaccination among orthodox protestants in the Netherlands.” Proefschrift, s.n, 2012.

  • © hersteld hervormde kerk 2024