mannenbond

Welkom

Ik ben wel ellendig en nooddruftig, maar de Heere denkt aan mij (Psalm 40:18a).

Er zijn heel wat ‘maars’ in het leven. Zijn er eigenlijk wel schone en blijde dingen zonder dat er een ‘maar’ op volgt? Neem bijvoorbeeld Naäman de Syriër. Hij had alles wat een mens maar begeren kon. De meest voorname positie en daarbij een leven vol van weelde en genot. Doch dan volgt het grote ‘maar’. Hij was melaats. En zo heeft ieder een ‘maar’ in zijn leven. Eén alsemdruppel is soms genoeg om de levensbeker tot gal te maken. Het kon alles zo prachtig zijn, doch dan komt er een ‘maar’, een zwarte wolk, die de zonneschijn van het leven verduistert. ‘Als ik dit nu maar eens niet had!’ Of: ‘als ik dat nu maar eens wel had!’

De dichter van deze psalm weet er ook van mee te spreken. Het leven heeft voor hem ook niet gebracht wat hij wilde. Hij heeft zó diep in zijn levensbeker gekeken, dat hij tot de slotsom is gekomen: Ik ben ellendig en nooddruftig. Hij hééft geen ellende en nooddruft, maar hij ís het. Dus zo lang hij leeft gaat de bitterheid mee, want die ligt in zijn bestaan verweven. Ellendig en nooddruftig. Het één hoort bij het ander.

Ellendig, dat is eigenlijk uitlandig. Hij is dus op deze aarde niet thuis. Hij zwerft maar zo’n beetje door ’t leven. En zwervers zijn ook nooddruftig. Zij moeten leven van wat ze hier of daar krijgen. Een nooddruftige zwerver, dat is ’n zwerver zonder portemonnee. Ziet u, dat is deze man geworden. Bij de mensen? Ach neen, bij God. De paradijspoort achter hem. Dat is zijn ellende en nooddruft. Buiten God is hij een zwerver, al was het in een paleis in zijn vaderland. Hij heeft het geleerd: ‘zonder God ben ik alleen.’ Alleen in zijn leven, alleen in het sterven. Dat is het grote ‘maar’ in zijn leven geworden. En dat door eigen schuld.

Doch uit deze ellende en nooddruft wordt er nu een gelukkig ‘maar’ geboren. Dat ‘maar’ spreekt de dichter hieruit. Dwars door al de ‘maars’ van het bittere leven mag hij nu zeggen: ‘de Heere denkt aan mij.’ En dan is het goed. Als een God wordt ontmoet, Die eeuwige gedachten des vredes over mij heeft gehad. Een God Die de ellende ziet. Die hun zuchten hoort. Die van hun strijd weet. Dan is alles goed, zelfs het slechte.

Hij zegt niet: ‘maar ik denk aan de Heere.’ Zeker, dat doet hij ook wel, maar het grootste is, dat de Heere aan hém denkt. Hier komt het van Gods kant en daar ligt het zo vast. Hij zegt het ook niet zo: ‘de Heere denkt wel aan mij, maar ik ben toch maar ellendig en nooddruftig.’ Dan was het nog een klacht tegen God, alsof zijn God niet sterker was dan zijn ellende. Neen, het is hier zulk een gelukkig ‘maar’, dat hij genoeg aan God heeft, ondanks de bruisende golven. De vreugde dat de Heere aan hem denkt, gaat alle smart te boven. Geen ziekte, geen lijden, geen moeite, geen dood kan dit gelukkige ‘maar’ wegnemen, als de Heere maar aan hem denkt. Daarom zegt hij er ook meteen achter: o mijn God vertoef niet. Want hij is er tegelijk een afhankelijk mens mee geworden. Hij heeft dat ‘maar’ niet in zijn zak als een bankbiljet. Dat is juist zijn nooddruft bij God.

Ellendigen, zieken, strijdenden, eenzamen, vermoeiden, moedelozen en troostelozen, bent u niet jaloers op zulk een ‘maar’? Denk dat eens in. Dan ligt er zelfs een glans op de doffe tegenspoed van het leven der zonde. U hébt geen ellende, maar u bént ellende. Wat staart u op de gelegenheid om uw kruis af te schudden? Bedenk liever dat we met het kruis zijn geboren en dat we zelf door de zonde de alsem in de levensbeker hebben vermengd. Dat doet buigen, bukken, kruipen, worstelen en zuchten voor God. Doch op deze plaats wordt nu dat gelukkige ‘maar’ geboren. Maar de Heere denkt aan mij. Nooit heeft en zal de Heere zulke stumpers vergeten. Hij denkt aan hen alsof Hij op de ganse aarde maar één kind had. O mijn God, vertoef niet!

Ds. F. Bakker (1919-1965) in leven predikant van de Christelijk Gereformeerde Kerk te Huizen en Driebergen

 

Toogdag 2022 | 22-10-2022

bekijk alle albums
  • © hersteld hervormde kerk 2023