mannenbond

Welkom

Vrede zij ulieden

Hij zegende met Zijn ‘vrede zij ulieden.’

De gangbare groet in het Oosten luidt: ‘Vrede zij u.’ Wat dunkt u echter? Zou de gewone groetenis in 's Heeren mond geen bijzondere betekenis verkrijgen? Wij kunnen elkaar den vrede slechts toewensen; Hij evenwel vermag den vrede te gebieden. In Efratha's veld zongen de engelen reeds van den vrede, dien Christus zou brengen. Op den eersten Paasdag deelde Hij den vrede mede, welken Hij op Zijn smartenweg voor Zijn volk verwierf. En nog roemt de Bruidskerk: ‘Hij is onze vrede.’

Sinds Adam viel, heerst de onvrede in en om ons. Onze pogingen, om daarin verandering te brengen, falen jammerlijk. De Heilige Geest geneze ons van onzen eigenwaan, en doe ons in bedelaarsgestalte opzien tot Hem, die betuigde: ‘Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u.’ Wat is het groot, als wij den apostel mogen bijvallen: ‘Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onzen Heere Jezus Christus.’ Telkens zijn de Sionieten den vrede weer kwijt, èn door de levensomstandigheden, èn door hun afmakingen. Maar ook telkens weer wordt het hun van den Hemel bijgebracht: ‘Vrede door het bloed des kruises, vrede door de zegepraal van den Paasmorgen.’

Een paar woorden uit onzen tekst bleven nog onbesproken: de Heere Jezus stond ‘in het midden’ der Zijnen. Ja, dat is de plaats, welke Hem toekomt! Niet in een achterafhoek, maar in het midden sta Hij als Gods onuitsprekelijke Gave, voor de Kerk en haar leden, bij Woord en Sacrament, op Zondag en werkdag, tijdens voorspoed en onder druk. In het midden sta Hij bij de vragen, die onze tijdelijke en eeuwige belangen raken. In den hemel omringen engelen en gezaligden tegader den troon van den Drieenige; bij het volk, dat nog door Mesech optrekt, zij het niet anders: de Zoon sta in het midden met den Vader en den Heiligen Geest. Want uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen.

Terwijl de vrienden spraken over het lijden, sterven en herrijzen van den Heere Jezus, verscheen de Opgestane eensklaps in hun midden, zegenend met Zijn vredegroet.

Indien wij moesten raden, wat er daarna gebeurde, zouden wij wellicht verwachten, dat althans een deel der aanwezigen juichte: ‘Daar is Hij!’, en dat allen uit een liefdevol hart Hem vervolgens eerbied bewezen. Maar neen, zoo is het niet geweest. Er staat, dat zij verschrikten, zeer bevreesd werden, en meenden een geest te zien. Ik lees nergens, dat Maria Magdalena, Petrus en de Emmaüsgangers een uitzondering op den regel vormden. Zij, die den Levensvorst al mochten ontmoeten, en daar in den brede verslag van hadden gegeven, zij verschrikten, toen Hij andermaal vóór hen stond. Zij, die Kleopas en zijn metgezel hadden verwelkomd met den uitroep: ‘De Heere is waarlijk opgestaan, en is van Simon gezien!’ Zij werden zeer bevreesd, en dachten niet aan den Overwinnaar van duivel en dood, doch aan een schim, een geestverschijning.

Dat zijn nu christenen! Zoo zijn zelfs apostelen! Het ene ogenblik staan zij in de zekerheid en in de blijdschap des geloofs, maar het volgende ogenblik zijn zij alles kwijt. Nu eens worden zij aangedreven om een lofpsalm te zingen, doch dan weer klemmen zij de lippen op elkaar, en er kan geen enkel woordje roemtaal op overschieten. Eerst gaan zij op de blinkende hoogte des heils, weldra echter tuimelen zij in het donkere dal der mismoedigheid neer.

Gods kinderen weten er ook nu wel van, dat zij aan ebbe en vloed gelijk zijn; het gaat op en neer met hen; zij kennen maar al te goed de zegswijze: ‘Zo genoten, zo weggesloten.’ Hoe kan deze ongestadigheid hen smarten. Zij hebben er bovendien wat uit te leren: dat zij van hun bevindingen, gestalten en toestanden geen grond voor de eeuwigheid mogen maken. Stellig, de bevindingen zijn van waarde, mits zij geen vrucht zijn van eigen akker. Dé ware bevinding toch is de toepassing van de woorden der Schrift aan eigen hart en leven; zij is dus de onmisbare aanvulling bij de verstandelijke toestemming van Gods onfeilbare getuigenis. Evenmin zijn de ziele-gestalten te minachten, zo zij geen maaksel zijn van het verdorven vlees. In het gestaltelijke leven, door den Hemel geformeerd, komt de onderwerpelijke toe-eigening van 's Heeren voorwerpelijke inzettingen openbaar. Zoo zullen wij ons eveneens verheugen, als wij in een aangename toestand mogen verkeren, dewijl ons een blik gegund werd op de wijde velden van Jehova’s goedertierenheid, of omdat wij het borgwerk van den Goël voor een doemschuldig Adamskind kregen in te leven. Nog eens: stelt de bevindingen, gestalten en toestanden op prijs; zij mogen een bewijs zijn, dat de Heilige Geest Zich niet onbetuigd laat. Maar maakt er geen grond van; dan zoudt gij immers op bewegelijk zand bouwen. Er is slechts één beproefd fundament, Jezus Christus, en niemand kan een ander deugdelijk fundament leggen.

E.v.M.

Toogdag 2022 | 22-10-2022

bekijk alle albums
  • © hersteld hervormde kerk 2023