mannenbond

Welkom

Johannes 10 vs. 27 en 28. Mijne schapen horen Mijne stem en Ik ken ze en zij volgen Mij. En Ik geef hun het eeuwige leven, en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid en niemand zal ze uit Mijne hand rukken.

De Heere Christus scheidt ook hier de schapen van de bokken en leert ons hoe Hij voor Zijne schapen zorgt, hen leidt en weidt, bewaart en zegent. Mijne schapen horen Mijne stem en Ik ken ze en zij volgen Mij. Onze tekst is vol van eeuwigheidswaarde, bevat een schat van heilswaarheden. De klemmende vraag is daarbij: ben ik een van Jezus' schapen? Is Hij mijn herder? Moogt gij zeggen door het geloof als geëigend schaap van den goeden herder: dat ik ben als een schaap dwaalziek, dom, hulpeloos, is een sombere gedachte, maar dat ik Jezus tot herder heb geeft mij vreugde en veiligheid. Hij is mijne bescherming, mijne wijsheid. Hij zal alle mijne noden vervullen tot heerlijkheid. Het is goed vol van zwakheden en noden te zijn, zoo wordt mijn gebrek als schaap Hem als herder tot lof en ere. De opperste herder der schapen noemt hier de kenmerken Zijner kudde, die Hij kocht met Zijn bloed. Mijne schapen, zoo zegt Hij.

Wij leggen nadruk op dat Mijne uit den mond der waarheid. Hoe zijn ze toch zijn eigendom? Door verkiezing allereerst. Met den Vader en den Heiligen Geest verkoor Hij de kudde van voor de grondlegging der wereld. Het was een genadig voornemen Gods zich een volk te verkiezen en af te zonderen. Hij eigende ze en zeide: voor dezen sta Ik in. Ik zal ze behouden en redden en Mij tot een erfdeel maken Uit de kinderen Adams. Die neem Ik voor mijn bijzondere rekening, daar leg Ik de hand op en zeg: Gij zijt Mijne. Van eeuwigheid was de Zoon spelende in de wereld van Gods aardrijk en Zijne vermakingen waren met de menschenkinderen.

Het ligt zeker niet aan het begin van den weg des levens in te gaan door het geloof in deze verkiezende genade Gods. Van eeuwigheid verkoren! Gekend met een eeuwige liefde. Mijne schapen... eigendom van Jezus met den Vader en den Geest. Zegt Hij niet in het vers volgende op onzen tekst: niemand kan ze rukken uit de hand Mijns Vaders? Wij waren met de ganse wereld verdoemelijk voor God. Hier is dan de vrijmachtige genade, zoo aanstotelijk voor het natuurlijk verstand en gemoed. Alleen het geloof, vrucht van het werk des Geestes, leert ons die daad van Gods onderscheidende genade aanbidden maar nooit doorgronden.

Dit blijft tot in de diepten der eeuwigheid een verborgenheid. Alleen in het geloof mag hierover gedacht en gesproken worden, want anders kunnen wij slechts den Heere onteren en de zielen schaden. De verkiezende genade is geen wijsbegeerte, maar openbaring voor het geloof van Gods gemeente. Met diepe ontroering en heiligen ernst mag zij slechts behandeld en in samenhang met de andere waarheden der Schrift. Ieder van Gods kinderen leert de vrijmacht Gods aanbidden door te erkennen, dat Hij rechtvaardig kon worden voorbijgegaan. Dezulken juist doen geweld op het Koninkrijk Gods. Zij moeten God vrijlaten en kunnen Hem niet missen.

Zo werkt de Geest des Heeren. Wij spreken nu niet over de kwellende en benauwende vragen die de ziel kunnen klemmen, noch ook over de aanslagen van den vorst der duisternis, den vader der leugens, den mensen moordenaar van den beginne. Hoe bang kan hij het hun maken, of wel als opruier van binnen optreden om ons vlees tegen God op te zetten, dan wel een wanhoops-stemming te kweken. Genade leert ons de vrijmacht Gods aanbidden, ons vlees en den duivel ten spijt. Mijne schapen. Hij legt de hand op Zijne kudde en zegt: die zijn van Mij. Zijn eigendom, door een gift des Vaders. Luister maar naar hetgeen Jezus zelf heeft gezegd: Vader zij waren Uwe, doch Gij hebt ze Mij gegeven.

Heeft de Zoon als tweede persoon in het goddelijke drievuldige wezen hen mede verkoren, als Middelaar heeft Hij ze van den Vader ontvangen. Wanneer? Ook in de stilte der eeuwigheid. Neen, wij laten nu rusten de orde der besluiten Gods om nadruk te leggen op dit wondere feit, dat de Vader hen gaf aan den Zoon. Waartoe? Om hunne natuur aan te nemen en voor hen te lijden en te sterven. Die Gij Mij gegeven hebt heb Ik bewaard, zoo kon Hij zeggen. Welk een arm geschenk zult ge opmerken. Toch heeft Hij hen met blijdschap aanvaard als Zijn smarte-loon. Zalig, wanneer wij als schapen van den goeden herder deze dierbare waarheid mogen inleven. Ik ben het smarte-loon van Jezus; Hem de eer en de lof en de aanbidding tot in eeuwigheid. Ik ben een gegevene des Vaders aan den Zoon. Dit geven was een daad, het ontvangen niet minder. Hier is nu het onderling vermaak tussen de goddelijke personen. Want God heeft alles geschapen om Zijns zelfs wille. Zie, als wij door het geloof hiervan iets mogen inleven blijft er geen geest in ons over. Waarom mij gegeven aan den Zoon? Waarom mij? Hij gaf den Zoon tot een licht der heidenen en tot heerlijkheid van Zijn volk Israël. Aanbidding, eerbiedig zwijgen past ons hier!

Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijnen eniggeboren Zoon gegeven heeft opdat een iegelijk die in Hem gelooft niet verderve maar het eeuwige leven hebbe. Mijne schapen, door kooping. Want, bij de aanvaarding der schapen was de prijs Zijns bloeds bedongen door den Vader. Hij moest Gode het rantsoen betalen. We verkeren hier in het Heiligdom. Mijne schapen... en wij zien in het geloof Hem kruipen in den hof, horen Hem kermen aan het kruis. Hoort ge niet door Zijn kermen heen Hem zeggen: Mijne schapen moet Ik redden; Mijne schapen moet Ik lossen en vrijkopen.

I.K. 

 

Toogdag 2022 | 22-10-2022

bekijk alle albums
  • © hersteld hervormde kerk 2023